De/Het/Die slimme oplichter en zijn/haar/hun slachtoffers

De snelle/handige/vermakelijke oplichter ging steeds weer/door/opnieuw met een nieuw plan. Hij wist/weet/kent heel goed hoe hij mensen kon lokken/bedriegen/manipuleren. Zijn doelwitten waren altijd ongewijd/ongeschikt/onoplettend, en ze vielen altijd/vaak/soms in zijn val/truc/plan. Sommige/Veel/Niet veel mensen beseften pas na hun betaling/transa

read more